Fantasieverhaal - Corry B. Brauckman

Title
Ga naar de inhoud



                        Parel in een oester

Een fantasieverhaal
Het verhaal van de drie oesters

Op de bodem van de Grote Oceaan waren drie jonge oesters bezig zich in te graven: Ster, Oest en Parel.
  Terwijl Parel hiermee bezig was, dacht hij aan het saaie bestaan dat hen wachtte. Zonder dat hij er erg in had,


sprak hij: ‘Dit bestaan verfoei ik.’
    Verbaasd hield Oest op met graven. ‘Wat hoor ik nou?’ sprak hij.
   ‘Dat ik dit bestaan verfoei!’ herhaalde Parel. ‘Waarom moet ik mijn hele leven doorbrengen in het zand?’
    Nuchter antwoordde Oest: ‘Doe het dan niet.’
    Zonder dat hem iets gevraagd werd, juichte Ster: ‘Dat is het! Dat is het!’ En hij vervolgde: ‘We kunnen ons toch voortbewegen. Laten we gaan genieten van het boeiende en avontuurlijke leven in de Grote Oceaan. De oceaanbewoners kunnen dan tevens onze prachtige parelmoerachtige schelpen bewonderen.’
   ‘Denk aan de gevaren!’ waarschuwde Oest.
   ‘Alsof die hier er niet zijn’, sprak Ster. ‘Wat denk je van een zandkorreltje in je schelp?’
   ‘Het ergste lijden, dat een oester kan overkomen’, verzuchtte Parel.
   ‘Laten we gaan! Nu meteen! Het oceaanleven ligt voor ons open. Het lacht ons tegemoet’, sprak Ster.
   Om Ster uit te dagen, sprak Oest: ‘Als jij gaat, ga ik met je mee.’      
   ‘En jij, Parel, wat doe jij?’ vroeg Ster.
   ‘Laat mij even nadenken…’
   ‘Hij wil leven…, gevaren zijn er overal…, zichzelf in het zand begraven verfoeit hij…, dus doet hij het!’ concludeerde Ster stralend.
    Het gesprek ging niet de kant uit, die Oest wilde. Hij sprak bedenkelijk: ‘Ik ga mee, maar in hoeverre zijn wij verantwoordelijk voor elkaar…?’
    Het antwoord kwam van Parel. Hij sprak: ‘Alleen op voorwaarde, dat ieder van ons alleen verantwoordelijk is voor zichzelf, ga ik mee.’
   ‘Maak je geen zorgen, ik zorg voor mijzelf’, sprak Ster.
   ‘Zoals jullie willen’, sprak Oest bedachtzaam.

De eerste dagen genoten de drie oesters. Wat waren de oceaanbewoners attent en vriendelijk! Wat ontvingen ze een bewondering! Vooral Ster genoot ervan. Hij schitterde van trots. De oceaanbewoners hadden gelijk: ze waren moedig en zonder vrees. Bovendien mochten hun schelpen gezien worden, die waren van een zeldzaam soort parelmoer.
   Steeds waardiger bewoog het drietal zich door het water, vooral Ster.

De attenties en bewondering van de oceaanbewoners waren van korte duur. Naarmate het water steeds meer in beroering kwam, werden de oceaanbewoners onvriendelijker. Soms op het vijandige af.
   ‘Mogelijk is er een orkaan op komst’, sprak Oest met benepen stem.
   ‘Gedraag je waardig!’ waarschuwde Ster, terwijl hij zich statig voortbewoog.
   Er kwam een inktvis aandrijven, kwaadaardig rondkijkend…
   ‘Duiken!’ riepen Parel en Oest tegelijk. Zo snel ze konden doken ze naar beneden.
   Voor Ster kwam deze waarschuwing te laat. Boosaardig spoot de inktvis zijn donkere inktwolk in zijn richting…!

Een poosje later waren daar twee parelmoerachtige en één zwarte oester op de bodem van de Grote Oceaan. Ze wachtten…! Ze wachtten op de komst van Het Monster.
   Ster verkeerde nog wel in goede welstand, maar hij was zwart. Niets was meer zichtbaar van zijn zeldzame, parelmoerachtige schelp. Voor hem was dit onacceptabel. Resoluut als hij was, wenste hij Het Monster. Zo kon hij niet verder door het leven gaan, zelfs geen dag. Daarbij beriep hij zich op het feit, dat ieder voor zichzelf zorg zou dragen. Het Monster moest komen! Niets en niemand, ook de Grote Schepper niet, mocht hem daarvan tegenhouden.
   Het Monster kwam. Wreed liet hij eerst zijn kaken zien, daarbij zijn tanden ontblotend. Enkele ogenblikken wachtte hij…! Toen verbrijzelde hij Ster.
   Voordat Het Monster pijlsnel wegzwom, sloeg hij kwaadaardig met zijn staart een enkele keer op de bodem…

Waar Parel gedurende heel zijn jonge bestaan angstig voor was, gebeurde nu. Een zandkorreltje drong zijn schelp binnen…! Meteen kromp hij ineen van de pijn. Naar adem snakkend hijgde hij: ‘Roep… Het…Monster…! Dit… lijden… kan… ik… niet… aan…!’
  ‘Ik blijf bij je’, sprak Oest. ‘Samen kunnen we deze moeilijke periode aan.’
   ‘Nee! Nee!’ kreunde Parel. In zijn pijn en smart begon hij zich bitter te beklagen. ‘Waarom moet mij dit overkomen? Waarom moet ik zoveel pijn en smart lijden? Ik heb toch altijd goed geleefd. Geen dier heb ik ooit kwaad gedaan.’
   Oest luisterde stil. Hij begreep dat hem een zware tijd te wachten stond, indien hij Parel trouw wilde blijven. En dat wilde hij: Trouw zijn! Juist nu mocht hij Parel niet in de steek laten.
   Oest deed, wat hij sinds ze met zijn drieën op reis waren niet meer had gedaan: hij dacht aan de Grote Schepper!
   Opstandig hoorde hij Parel in zijn smart klagen: ‘Er is hier op de zeebodem geen gerechtigheid. En dat de Grote Schepper er is, is ook niet waar. Het is de grootste onzin!’
  ‘Och Parel, zeg zulke dingen toch niet’, sprak Oest.
  ‘Ik wil deze boze indringer in mijzelf niet’, huilde Parel.
  ‘Wie wel?’ vroeg Oest zachtjes.
  ‘Wat moet ik doen? Wat moet ik doen? Laat mij toch alsjeblieft Het Monster roepen!’
  ‘Wanneer je Het Monster roept, is alles afgelopen. Een weg terug is er daarna niet. Denk aan de Grote Schepper!’
  ‘Ach, houd toch op! Het is niet waar! Het is niet waar! Er is geen Grote Schepper!’
  ‘Probeer het! Denk aan Hem!’
  ‘Onmogelijk!’
  ‘Doe het!’
  ‘Akkoord! Akkoord!’ Na deze woorden werd het stil…

De stilte was niet van lange duur. Al gauw riep Parel: ‘Hé Oest, kijk eens! Ik produceer een witachtig soort vocht.’
   Oest keek. Ontroerend, met tranen in zijn ogen, sprak hij: ‘Dat is het! Ga er mee aan het werk. Omhul die boze indringer ermee. En besteed vooral veel zorg aan iedere scherpe hoek en elke snijdende rand.’
   Gehoorzaam ging Parel aan het werk. Maar al spoedig klaagde hij: ‘Ik word zo moe. Ik kan het niet. Dit is te zwaar! Alleen al het produceren van dit wonderlijke vocht kost al mijn kracht.’
  ‘Neem dan wat rust!’

Parel had veel pijn, moeiten en verdriet. Vaak was hij moedeloos en opstandig. Oest bleef hem echter trouw terzijde staan. Hij zorgde ervoor dat Parel voldoende voedsel tot zich nam, rust nam, maar ook dat hij het melkachtige vocht dat hij produceerde, gebruikte om de boze indringer te omhullen.

Het ging langzaam, maar Parel bouwde laagje op laagje om de boze indringer heen. Ten slotte was er geen sprake meer van een boze indringer. Een prachtige parel had zich gevormd!
   De oceaanbewoners waren weer vol bewondering. Parel en Oest bleven nederig. Ze vertelden van hun leven en van de Grote Schepper. ‘Hij weet dat het oceaanleven vol gevaren is.’
  Bewogen en met tranen in hun oesterogen vertelden Parel en Oest over Ster en Het Monster met zijn wrede kaken en niets ontziende tanden. ‘Ook ik riep om Het Monster’, sprak Parel. ‘Daar heb ik intens veel spijt van. Want een ieder, die niet in bitterheid, maar in vertrouwen aan de Grote Schepper denkt, helpt Hij op Zijn wijzen. Eerst geloofde ik het zelf niet. Onzin, vond ik het. Maar Oest bleef zeggen: ‘Probeer het!’ En het is waar! De Grote Schepper heeft mijn lijden - met de trouwe hulp van Oest - veranderd in een ‘parel’!’

Dit fantasieverhaal is overgenomen uit mijn boek: ‘Kwetsbare mensen, weg met hen of toch niet?’


Terug naar de inhoud